1908 Boeren beproeven kunstmest. In de deuropening de grootvader van de spreker.
Onderzoeker Frans Aarts werkte in Wageningen jarenlang aan de vraag hoe melkveehouders hun grond, gewassen en mest zo goed mogelijk kunnen benutten. Tot zijn verrassing ontdekte hij dat zijn armoedige voorouders in de Peel en Kempen dit omstreeks 1800 al heel goed wisten.
Met al zijn kringloopkennis in het achterhoofd bestudeerde Aarts de landbouw in de Peel en Kempen omstreeks 1800. In die tijd was Brabant Generaliteitsland: een ‘kolonie’ van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die zware belastingen oplegde. Bovendien kwam er geregeld een leger langs dat voedsel confisqueerde. Aarts las veel over deze periode, maar miste de landbouwkundige blik. ‘De historici meldden dat de Brabantse landbouw achterlijk was, maar ik ben zelden een achterlijke boer tegengekomen. Hij boert met redenen; er zijn steeds oorzaken. Die wilde ik vinden.’
Aarts’ voorouders op de arme zandgrond rond Deurne konden geen veevoer en mest kopen, maar haalden toch verrassend hoge opbrengsten, ontdekte de onderzoeker toen hij werkte aan zijn boek. ‘Ze ontwikkelden de plaggencultuur. Graslanden werden gehooid en er werden plaggen gestoken die samen met heidemaaisel gebruikt werden als strooisel op stal. De stalmest ging naar de akkers. Ze concentreerden de mest op de akkers en verarmden zo de omgeving.’
De Franse bezetting maakte uiteindelijk een einde aan de roofbouw. Brabant veranderde van een ‘kolonie’ in een provincie en belastingen werden niet langer naar Holland gebracht, maar geïnvesteerd. Bovendien stopten de boeren met de verkoop van rogge. Die voerden ze voortaan aan hun koeien, waardoor de veestapel toenam en er voldoende mest beschikbaar kwam. Rond 1900 was er in de Peel en Kempen sprake van evenwichtsbemesting.
In de hand de traditionele ontginningsboerderij (1950) waar de spreker geboren is, rond 2010 plaatsgemaakt voor een varkensstal.
Dinsdag 11 februari 2025
Lezing: ‘ Vijf generaties boerengezin in een veranderend Brabant’
Door: Frans Aarts